Job 39:8

Wie heeft den woudezel vrij henengezonden, en wie heeft de banden des wilden ezels gelost?

Genesis 1:29-30

En God zeide: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u tot spijze!

Job 40:15

Omdat de bergen hem voeder voortbrengen, daarom spelen al de dieren des velds aldaar.

Job 40:20-22

Zult gij den Leviathan met den angel trekken, of zijn tong met een koord, dat gij laat nederzinken?

Psalmen 104:27-28

Zij allen wachten op U, dat Gij hun hun spijze geeft te zijner tijd.

Psalmen 145:15-16

Ain. Aller ogen wachten op U; en Gij geeft hun hun spijs te zijner tijd.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain