Job 6:27

Ook werpt gij u op een wees; en gij graaft tegen uw vriend.

Job 22:9

De weduwen hebt gij ledig weggezonden, en de armen der wezen zijn verbrijzeld.

Job 24:3

Den ezel der wezen drijven zij weg; den os ener weduwe nemen zij te pand.

Job 24:9

Zij rukken het weesje van de borst, en dat over den arme is, nemen zij te pand.

Joël 3:3

En hebben het lot over Mijn volk geworpen en een knechtje gegeven om een hoer, en een meisje verkocht om wijn, dat zij mochten drinken.

Nahum 3:10

Nog is zij gevankelijk gegaan in de gevangenis; ook zijn haar kinderen op het hoofd van alle straten verpletterd geworden; en over haar geeerden hebben zij het lot geworpen, en al haar groten zijn in boeien gebonden geworden.

Exodus 22:22-24

Gij zult geen weduwe noch wees beledigen.

Job 29:12

Want ik bevrijdde den ellendige, die riep, en den wees, die geen helper had.

Job 31:17

En mijn bete alleen gegeten heb, zodat de wees daarvan niet gegeten heeft;

Job 31:21

Zo ik mijn hand tegen den wees bewogen heb, omdat ik in de poort mijn hulp zag;

Psalmen 7:15

Hij heeft een kuil gedolven, en dien uitgegraven, maar hij is gevallen in de groeve, die hij gemaakt heeft.

Psalmen 57:6

Zij hebben een net bereid voor mijn gangen, mijn ziel was nedergebukt; zij hebben een kuil voor mijn aangezicht gegraven; zij zijn er midden in gevallen. Sela.

Psalmen 82:3

Doet recht den arme en den wees; rechtvaardigt den verdrukte en den arme.

Spreuken 23:10-11

Zet de oude palen niet terug; en kom op de akkers der wezen niet;

Jeremia 18:20

Zal dan kwaad voor goed vergolden worden? want zij hebben mijn ziel een kuil gegraven; gedenk, dat ik voor Uw aangezicht gestaan heb, om goed voor hen te spreken, om Uw grimmigheid van hen af te wenden.

Jeremia 18:22

Laat er een geschrei uit hun huizen gehoord worden, wanneer Gij haastelijk een bende over hen zult brengen; dewijl zij een kuil gegraven hebben om mij te vangen, en strikken verborgen voor mijn voeten.

Ezechiël 22:7

Vader en moeder hebben zij in u licht geacht; met den vreemdeling hebben zij in het midden van u door verdrukking gehandeld; zij hebben in u den wees en de weduwe verdrukt.

Maleachi 3:5

En Ik zal tot ulieden ten oordeel naderen; en Ik zal een snel Getuige zijn tegen de tovenaars, en tegen de overspelers, en tegen degenen, die valselijk zweren, en tegen degenen, die het loon des dagloners met geweld inhouden, die de weduwe, en den wees, en den vreemdeling het recht verkeren, en Mij niet vrezen, zegt de HEERE der heirscharen.

Jakobus 1:27

De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en den Vader is deze: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking, en zichzelven onbesmet bewaren van de wereld.

2 Petrus 2:3

En zij zullen door gierigheid, met gemaakte woorden, van u een koopmanschap maken; over welke het oordeel van over lang niet ledig is, en hun verderf sluimert niet.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain