Toen zij dan het middagmaal gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij liever dan dezen? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere! Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Weid Mijn lammeren.

Doch Petrus, antwoordende, zeide tot Hem: Al werden zij ook allen aan U geergerd, ik zal nimmermeer geergerd worden.

En Petrus zeide tot Hem: Of zij ook allen geergerd werden, zo zal ik toch niet geergerd worden.

Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammeren in Zijn armen vergaderen, en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden.

En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon, Bar-Jona! want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is.

Petrus zeide tot Hem: Al moest ik ook met U sterven, zo zal ik U geenszins verloochenen! Desgelijks zeiden ook al de discipelen.

Deze vond eerst zijn broeder Simon, en zeide tot hem: Wij hebben gevonden den Messias, hetwelk is, overgezet zijnde, de Christus.

Maar hij zeide tot hem: Mijn heer weet, dat deze kinderen teder zijn, en dat ik zogende schapen en koeien bij mij heb; indien men dezelve maar een dag afdrijft, zo zal de gehele kudde sterven.

En wat zal David nog meer tot U spreken? Want Gij kent Uw knecht, Heere HEERE!

Och, HEERE, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld, en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb. En Hizkia weende gans zeer.

En Hij verkoos Zijn knecht David, en nam hem van de schaapskooien;

En Ik zal ulieden herders geven naar Mijn hart; die zullen u weiden met wetenschap en verstand.

En Ik zal herderen over hen verwekken, die ze weiden zullen; en zij zullen niet meer vrezen, noch verschrikt worden, noch gemist worden, spreekt de HEERE.

Mensenkind! profeteer tegen de herders van Israel; profeteer en zeg tot hen, tot de herders: Alzo zegt de Heere HEERE: Wee den herderen Israels, die zichzelven weiden! zullen niet de herders de schapen weiden?

En Ik zal een enigen Herder over hen verwekken, en Hij zal hen weiden, namelijk Mijn knecht David; die zal ze weiden, en Die zal hun tot een Herder zijn.

Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig.

Ziet toe, dat gij niet een van deze kleinen veracht. Want Ik zeg ulieden, dat hun engelen, in de hemelen, altijd zien het aangezicht Mijns Vaders, Die in de hemelen is.

Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die tot Zijn rechter hand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beerft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld.

Vreest niet, gij klein kuddeken, want het is uws Vaders welbehagen, ulieden het Koninkrijk te geven.

Maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude; en gij, als gij eens zult bekeerd zijn, zo versterk uw broeders.

Jezus dan zeide tot hen: Indien God uw Vader ware, zo zoudt gij Mij liefhebben; want Ik ben van God uitgegaan; en kom van Hem. Want Ik ben ook van Mijzelven niet gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden.

Petrus zeide tot Hem: Heere, waarom kan ik U nu niet volgen? Ik zal mijn leven voor U zetten.

Indien gij Mij liefhebt, zo bewaart Mijn geboden.

Want de Vader Zelf heeft u lief, dewijl gij Mij liefgehad hebt, en hebt geloofd, dat Ik van God ben uitgegaan.

De discipel dan, welken Jezus liefhad, zeide tot Petrus: Het is de Heere! Simon Petrus dan, horende, dat het de Heere was, omgordde het opperkleed (want hij was naakt), en wierp zichzelven in de zee.

Jezus zeide tot hen: Komt herwaarts, houdt het middagmaal. En niemand van de discipelen durfde Hem vragen: Wie zijt Gij? wetende, dat het de Heere was.

Hij zeide wederom tot hem ten tweeden maal: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij lief? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Hoed Mijn schapen.

Zo hebt dan acht op uzelven en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de Gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.

Dengene nu, die zwak is in het geloof, neemt aan, maar niet tot twistige samensprekingen.

Maar wij, die sterk zijn, zijn schuldig de zwakheden der onsterken te dragen, en niet onszelven te behagen.

En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot geestelijken, maar als tot vleselijken, als tot jonge kinderen in Christus.

En zal de broeder, die zwak is, door uw kennis verloren gaan, om welken Christus gestorven is?

De groetenis met mijn hand van Paulus.

Want de liefde van Christus dringt ons;

Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende.

Opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met allen wind der leer, door de bedriegerij der mensen, door arglistigheid, om listiglijk tot dwaling te brengen;

De genade zij met al degenen, die onzen Heere Jezus Christus liefhebben in onverderfelijkheid. Amen.

Bedenk deze dingen, wees hierin bezig, opdat uw toenemen openbaar zij in alles.

En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem; maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen Desgenen, met Welken wij te doen hebben.

Daarom richt weder op de trage handen, en de slappe knieen;

De God nu des vredes, Die den grote Herder der schapen, door het bloed des eeuwigen testaments, uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onze Heere Jezus Christus,

Denwelken gij niet gezien hebt, en nochtans liefhebt, in Denwelken gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde;

En, als nieuwgeborene kinderkens, zijt zeer begerig naar de redelijke onvervalste melk, opdat gij door dezelve moogt opwassen;

Want gij waart als dwalende schapen; maar gij zijt nu bekeerd tot den Herder en Opziener uwer zielen.

De ouderlingen, die onder u zijn, vermaan ik, die een medeouderling, en getuige des lijdens van Christus ben, en deelachtig der heerlijkheid, die geopenbaard zal worden:

Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.

Een iegelijk, die gelooft, dat Jezus is de Christus, die is uit God geboren; en een iegelijk, die liefheeft Dengene, Die geboren heeft, die heeft ook lief dengene, die uit Hem geboren is.

En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de Gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain

Alle Vertalingen
Dutch Staten Vertaling