Jozua 15:41

En Gederoth, Beth-Dagon, en Naama, en Makkeda; zestien steden en haar dorpen.

Jozua 10:21

Zo keerde al het volk tot Jozua in het leger, bij Makkeda, in vrede; niemand had zijn tong tegen de kinderen Israels geroerd.

Jozua 10:10

En de HEERE verschrikte hen voor het aangezicht van Israel; en hij sloeg hen met een groten slag te Gibeon, en vervolgde hen op den weg, waar men naar Beth-horon opgaat, en sloeg hen tot Azeka en tot Makkeda toe.

Jozua 10:28

Op denzelven dag nam ook Jozua Makkeda in, en sloeg haar met de scherpte des zwaards; daartoe verbande hij derzelver koning, henlieden en alle ziel die daarin was; hij liet geen overigen overblijven; en hij deed den koning van Makkeda, gelijk als hij den koning van Jericho gedaan had.

Jozua 12:16

De koning van Makkeda, een; de koning van Beth-El, een;

Treasury of Scripture Knowledge did not add