Jozua 19:42
En Saalabbin, en Ajalon, en Jithla,
Richteren 1:35
Ook wilden de Amorieten wonen op het gebergte van Heres, te Ajalon, en te Saalbim; maar de hand van het huis van Jozef werd zwaar, zodat zij cijnsbaar werden.
Jozua 10:12
Toen sprak Jozua tot den HEERE, ten dage als de HEERE de Amorieten voor het aangezicht de kinderen Israels overgaf, en zeide voor de ogen der Israelieten: Zon, sta stil te Gibeon, en gij, maan, in het dal van Ajalon!
Jozua 21:24
Ajalon en haar voorsteden, Gath-Rimmon en haar voorsteden: vier steden.
1 Samuël 14:31
Doch zij sloegen te dien dage de Filistijnen van Michmas tot Ajalon; en het volk was zeer moede.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd