Jozua 24:4

En aan Izak gaf Ik Jakob en Ezau; en Ik gaf aan Ezau het gebergte Seir, om dat erfelijk te bezitten; maar Jakob en zijn kinderen togen af in Egypte.

Deuteronomium 2:5

Mengt u niet met hen; want Ik zal u van hun land niet geven, ook niet tot de betreding van een voetzool; want Ik heb Ezau het gebergte Seir ter erfenis gegeven.

Genesis 36:8

Derhalve woonde Ezau op het gebergte Seir. Ezau is Edom.

Genesis 25:24-26

Als nu haar dagen vervuld waren om te baren, ziet, zo waren tweelingen in haar buik.

Handelingen 7:15

En Jakob kwam af in Egypte, en stierf, hijzelf en onze vaders.

Genesis 32:3

En Jakob zond boden uit voor zijn aangezicht tot Ezau, zijn broeder, naar het land Seir, de landstreek van Edom.

Genesis 46:1-7

En Israel verreisde met al wat hij had, en hij kwam te Ber-seba, en hij offerde offeranden aan den God van zijn vader Izak.

Psalmen 105:23

Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain