Jozua 24:8

Toen bracht Ik u in het land der Amorieten, die over gene zijde van de Jordaan woonden, die streden tegen u; maar Ik gaf hen in uw hand, en gij bezat hun land erfelijk, en Ik verdelgde hen voor ulieder aangezicht.

Numberi 21:21-35

Toen zond Israel boden tot Sihon, den koning der Amorieten, zeggende:

Deuteronomium 2:32-7

En Sihon toog uit ons tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde, naar Jahaz.

Jozua 13:10

En al de steden van Sihon, de koning der Amorieten, die te Hesbon geregeerd heeft, tot aan de landpale der kinderen Ammons;

Nehemia 9:22

Voorts hebt Gij hun koninkrijken en volken gegeven, en hebt hen verdeeld in hoeken. Alzo hebben zij erfelijk bezeten het land van Sihon, te weten, het land des konings van Hesbon, en het land van Og, koning van Basan.

Psalmen 135:10-11

Die veel volken sloeg, en machtige koningen doodde;

Psalmen 136:17-22

Die grote koningen geslagen heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Treasury of Scripture Knowledge did not add