Nehemia 9:22

Voorts hebt Gij hun koninkrijken en volken gegeven, en hebt hen verdeeld in hoeken. Alzo hebben zij erfelijk bezeten het land van Sihon, te weten, het land des konings van Hesbon, en het land van Og, koning van Basan.

Numberi 21:21-35

Toen zond Israel boden tot Sihon, den koning der Amorieten, zeggende:

Deuteronomium 2:26-36

Toen zond ik boden uit de woestijn Kedemot tot Sihon, den koning van Hesbon, met woorden van vrede, zeggende:

Deuteronomium 3:1-17

Daarna keerden wij ons en togen op, den weg van Bazan; en Og, de koning van Bazan, trok uit ons tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde bij Edrei.

Deuteronomium 32:26

Ik zeide: In alle hoeken zoude Ik hen verstrooien; Ik zoude hun gedachtenis van onder de mensen doen ophouden;

Jozua 10:11

Het geschiedde nu, toen zij voor het aangezicht van Israel vluchtten, zijnde in den afgang van Beth-horon, zo wierp de HEERE grote stenen op hen van den hemel, tot Azeka toe, dat zij stierven; daar waren er meer, die van de hagelstenen stierven, dan die de kinderen Israels met het zwaard doodden.

Jozua 11:23

Alzo nam Jozua al dat land in, naar alles, wat de HEERE tot Mozes gesproken had; en Jozua gaf het Israel ten erve, naar hun afdelingen, naar hun stammen. En het land rustte van den krijg.

Psalmen 78:65

Toen ontwaakte de Heere, als een slapende, als een held, die juicht van den wijn.

Psalmen 105:44

En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken;

Psalmen 135:10-12

Die veel volken sloeg, en machtige koningen doodde;

Psalmen 136:17-22

Die grote koningen geslagen heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Treasury of Scripture Knowledge did not add