1 Jozua dan maakte zich des morgens vroeg op, en zij reisden van Sittim, en kwamen tot aan de Jordaan, hij en al de kinderen Israels; en zij vernachtten aldaar, eer zij overtrokken.
1 Then Joshua rose early in the morning; and he and all the sons of Israel set out from Shittim and came to the Jordan, and they lodged there before they crossed.
3 En zij geboden het volk, zeggende: Wanneer gij de ark des verbonds des HEEREN, uws Gods, ziet, en de Levietische priesters dezelve dragende, verreist gijlieden ook van uw plaats, en volgt haar na;
3 and they commanded the people, saying, “When you see the ark of the covenant of the Lord your God with the Levitical priests carrying it, then you shall set out from your place and go after it.
4 Dat er nochtans ruimte zij tussen ulieden en tussen dezelve, bij de twee duizend ellen in de maat; en nadert tot dezelve niet; opdat gij dien weg wetet, dien gij gaan zult; want gijlieden zijt door dien weg niet gegaan gisteren en eergisteren.
4 However, there shall be between you and it a distance of about 2,000 cubits by measure. Do not come near it, that you may know the way by which you shall go, for you have not passed this way before.”
6 Desgelijks sprak Jozua tot de priesters, zeggende: Neemt de ark des verbonds op, en gaat door voor het aangezicht van dit volk. Zij dan namen de ark des verbonds op, en zij gingen voor het aangezicht des volks.
6 And Joshua spoke to the priests, saying, “Take up the ark of the covenant and cross over ahead of the people.” So they took up the ark of the covenant and went ahead of the people.
7 Want de HEERE had tot Jozua gezegd: Dezen dag zal Ik beginnen u groot te maken voor de ogen van gans Israel, opdat zij weten, dat Ik met u zijn zal, gelijk als Ik met Mozes geweest ben.
7 Now the Lord said to Joshua, “This day I will begin to exalt you in the sight of all Israel, that they may know that just as I have been with Moses, I will be with you.
8 Gij dan zult den priesteren, die de ark des verbonds dragen, gebieden, zeggende: Wanneer gijlieden komt tot aan het uiterste van het water van de Jordaan, staat stil in de Jordaan.
8 You shall, moreover, command the priests who are carrying the ark of the covenant, saying, ‘When you come to the edge of the waters of the Jordan, you shall stand still in the Jordan.’”
10 Verder zeide Jozua: Hieraan zult gijlieden bekennen, dat de levende God in het midden van u is, en dat Hij ganselijk voor uw aangezicht uitdrijven zal de Kanaanieten, en de Hethieten, en de Hevieten, en de Ferezieten, en de Girgazieten, en de Amorieten en de Jebusieten.
10 Joshua said, “By this you shall know that the living God is among you, and that He will assuredly dispossess from before you the Canaanite, the Hittite, the Hivite, the Perizzite, the Girgashite, the Amorite, and the Jebusite.
13 Want het zal geschieden, met dat de voetzolen der priesteren, die de ark van den HEERE, den Heere der ganse aarde, dragen, in het water van de Jordaan zullen rusten, zo zullen de wateren van de Jordaan afgesneden worden, te weten de wateren, die van boven afvlieten, en zij zullen op een hoop blijven staan.
13 It shall come about when the soles of the feet of the priests who carry the ark of the Lord, the Lord of all the earth, rest in the waters of the Jordan, the waters of the Jordan will be cut off, and the waters which are flowing down from above will stand in one heap.”
15 En als zij, die de ark droegen, tot aan de Jordaan gekomen waren, en de voeten der priesteren, dragende de ark, ingedoopt waren in het uiterste van het water (de Jordaan nu was vol al de dagen des oogstes aan al haar oevers);
15 and when those who carried the ark came into the Jordan, and the feet of the priests carrying the ark were dipped in the edge of the water (for the Jordan overflows all its banks all the days of harvest),
16 Zo stonden de wateren, die van boven afkwamen; zij rezen op een hoop, zeer verre van de stad Adam af, die ter zijde van Sarthan ligt en die naar de zee des vlakken velds, te weten de Zoutzee, afliepen, vergingen, zij werden afgesneden. Toen trok het volk over, tegenover Jericho.
16 the waters which were flowing down from above stood and rose up in one heap, a great distance away at Adam, the city that is beside Zarethan; and those which were flowing down toward the sea of the Arabah, the Salt Sea, were completely cut off. So the people crossed opposite Jericho.
17 Maar de priesters, die de ark des verbonds des HEEREN droegen, stonden steevast op het droge, in het midden van de Jordaan; en gans Israel ging over op het droge, totdat al het volk geeindigd had door de Jordaan te trekken.
17 And the priests who carried the ark of the covenant of the Lord stood firm on dry ground in the middle of the Jordan while all Israel crossed on dry ground, until all the nation had finished crossing the Jordan.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org