Jozua 7:2
Als Jozua mannen zond van Jericho naar Ai, dat bij Beth-Aven ligt, aan het oosten van Beth-El, zo sprak hij tot hen, zeggende: Trekt opwaarts en bespiedt het land. Die mannen nu trokken op en bespiedden Ai.
Jozua 18:12
En hun landpale was naar den hoek noordwaarts van de Jordaan; en deze landpale gaat opwaarts aan de zijde van Jericho van het noorden, en gaat op door het gebergte westwaarts, en haar uitgangen zijn aan de woestijn van Beth-Aven.
1 Samuël 13:5
En de Filistijnen werden verzameld om te strijden tegen Israel, dertig duizend wagens, en zes duizend ruiters, en volk in menigte als het zand, dat aan den oever der zee is; en zij togen op, en legerden zich te Michmas, tegen het oosten van Beth-Aven.
1 Samuël 14:23
Alzo verloste de HEERE Israel te dien dage; en het leger trok over naar Beth-Aven.
Hosea 4:15
Zo gij, o Israel! wilt hoereren, dat immers Juda niet schuldig worde; komt gij toch niet te Gilgal, en gaat niet op naar Beth-Aven, en zweert niet: Zo waarachtig als de HEERE leeft.
Genesis 12:8
En hij brak op van daar naar het gebergte, tegen het oosten van Beth-El, en hij sloeg zijn tent op, zijnde Beth-El tegen het westen, en Ai tegen het oosten; en hij bouwde aldaar den HEERE een altaar, en riep den naam des HEEREN aan.
Genesis 28:19
En hij noemde den naam dier plaats Beth-El; daar toch de naam dier stad te voren was Luz.
Jozua 2:1
Jozua nu, de zoon van Nun, had twee mannen, die heimelijk verspieden zouden, gezonden van Sittim, zeggende: Gaat heen, bezichtigt het land en Jericho. Zij dan gingen, en kwamen ten huize van een vrouw, een hoer, wier naam was Rachab, en zij sliepen daar.
Jozua 12:9
De koning van Jericho, een; de koning van Ai, die ter zijde van Beth-El is, een;
Nehemia 11:31
De kinderen van Benjamin nu van Geba woonden in Michmas, en Aja, en Beth-El, en haar onderhorige plaatsen,
Spreuken 20:18
Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen.
Spreuken 24:6
Want door wijze raadslagen zult gij voor u den krijg voeren, en in de veelheid der raadgevers is de overwinning.
Mattheüs 10:16
Ziet, Ik zend u als schapen in het midden der wolven; zijt dan voorzichtig gelijk de slangen, en oprecht gelijk de duiven.
Efeziërs 5:15
Ziet dan, hoe gij voorzichtiglijk wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen.
Treasury of Scripture Knowledge did not add