Klaagliederen 4:5

He. Die lekkernijen aten, versmachten nu op de straten; die in karmozijn opgetrokken zijn, omhelzen den drek.

Amos 6:3-7

Gij, die den bozen dag verre stelt, en den stoel des gewelds nabij brengt.

2 Samuël 1:24

Gij, dochteren Israels, weent over Saul; die u kleedde met scharlaken, met weelde; die u sieraad van goud deed dragen over uw kleding.

Deuteronomium 28:54-56

Aangaande den man, die teder onder u, en die zeer wellustig geweest is, zijn oog zal kwaad zijn tegen zijn broeder en tegen de huisvrouw zijns schoots, en tegen zijn overige zonen, die hij overgehouden zal hebben;

Job 24:8

Van den stroom der bergen worden zij nat, en zonder toevlucht zijnde, omhelzen zij de steenrotsen.

Spreuken 31:21

Lamed. Zij vreest voor haar huis niet vanwege de sneeuw; want haar ganse huis is met dubbele klederen gekleed.

Jesaja 3:16-26

Verder zegt de HEERE: Daarom dat de dochteren van Sion zich verheffen, en gaan met uitgestrekten hals, en lonken met de ogen, al gaande en trippelende daarhenen treden, en alsof haar voeten gebonden waren.

Jesaja 24:6-12

Daarom verteert de vloek het land, en die daarin wonen, zullen verwoest worden; daarom zullen de inwoners des lands verbrand worden, en er zullen weinig mensen overblijven.

Jesaja 32:9-14

Staat op, gij geruste vrouwen, hoort mijn stem; gij dochters, die zo zeker zijt, neemt mijn redenen ter ore.

Jeremia 6:2-3

Ik heb wel de dochter Sions bij een schone en wellustige vrouw vergeleken.

Jeremia 9:21-22

Want de dood is geklommen in onze vensteren, hij is in onze paleizen gekomen, om de kinderkens uit te roeien van de wijken, de jongelingen van de straten.

Lukas 7:25

Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een mens, met zachte klederen bekleed? Ziet, die in heerlijke kleding en wellust zijn, die zijn in de koninklijke hoven.

Lukas 15:16

En hij begeerde zijn buik te vullen met den draf, dien de zwijnen aten; en niemand gaf hem dien.

Lukas 16:19

En er was een zeker rijk mens, en was gekleed met purper en zeer fijn lijnwaad, levende allen dag vrolijk en prachtig.

1 Timotheüs 5:6

Maar die haar wellust volgt, die is levende gestorven.

Openbaring 18:7-9

Zoveel als zij zichzelve verheerlijkt heeft, en weelde gehad heeft, zo grote pijniging en rouw doet haar aan; want zij zegt in haar hart: Ik zit als een koningin, en ben geen weduwe, en zal geen rouw zien.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain