Leviticus 11:41

Voorts alle kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, zal een verfoeisel zijn; het zal niet gegeten worden.

Leviticus 11:29

Verder zal u dit onder het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, onrein zijn: het wezeltje, en de muis, en de schildpad, naar haar aard;

Leviticus 11:20

Alle kruipend gevogelte, dat op vier voeten gaat, zal u een verfoeisel zijn.

Leviticus 11:23

En alle kruipend gevogelte, dat vier voeten heeft, zal u een verfoeisel zijn.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain