2 De HEERE dan zeide tot Mozes: Spreek tot uw broeder Aaron, dat hij niet te allen tijde ga in het heilige, binnen den voorhang, voor het verzoendeksel, dat op de ark is, opdat hij niet sterve; want Ik verschijn in een wolk op het verzoendeksel.
2 The Lord said to Moses:“Tell your brother Aaron that he shall not enter at any time into the holy place inside the veil, before the mercy seat which is on the ark, or he will die; for I will appear in the cloud over the mercy seat.
4 Hij zal den heiligen linnen rok aandoen, en een linnen onderbroek zal aan zijn vlees zijn, en met een linnen gordel zal hij zich gorden, en met een linnen hoed bedekken; dit zijn heilige klederen; daarom zal hij zijn vlees met water baden, als hij ze zal aandoen.
4 He shall put on the holy linen tunic, and the linen undergarments shall be next to his body, and he shall be girded with the linen sash and attired with the linen turban (these are holy garments). Then he shall bathe his body in water and put them on.
10 Maar de bok, op denwelken het lot zal gekomen zijn, om een weggaande bok te zijn, zal levend voor het aangezicht des HEEREN gesteld worden, om door hem verzoening te doen; opdat men hem als een weggaanden bok naar de woestijn uitlate.
10 But the goat on which the lot for the scapegoat fell shall be presented alive before the Lord, to make atonement upon it, to send it into the wilderness as the scapegoat.
11 Aaron dan zal den var des zondoffers, die voor hemzelven zal zijn, toebrengen, en voor zichzelven en voor zijn huis verzoening doen, en zal den var des zondoffers, die voor hemzelven zal zijn, slachten.
11 “Then Aaron shall offer the bull of the sin offering which is for himself and make atonement for himself and for his household, and he shall slaughter the bull of the sin offering which is for himself.
12 Hij zal ook een wierookvat vol vurige kolen nemen van het altaar, van voor het aangezicht des HEEREN, en zijn handen vol reukwerk van welriekende specerijen, klein gestoten; en hij zal het binnen den voorhang dragen.
12 He shall take a firepan full of coals of fire from upon the altar before the Lord and two handfuls of finely ground sweet incense, and bring it inside the veil.
13 En hij zal dat reukwerk op het vuur leggen, voor het aangezicht des HEEREN, opdat de nevel des reukwerks het verzoendeksel, hetwelk is op de getuigenis, bedekke, en dat hij niet sterve.
13 He shall put the incense on the fire before the Lord, that the cloud of incense may cover the mercy seat that is on the ark of the testimony, otherwise he will die.
14 En hij zal van het bloed van den var nemen, en zal met zijn vinger op het verzoendeksel oostwaarts sprengen; en voor het verzoendeksel zal hij zevenmaal met zijn vinger van dat bloed sprengen.
14 Moreover, he shall take some of the blood of the bull and sprinkle it with his finger on the mercy seat on the east side; also in front of the mercy seat he shall sprinkle some of the blood with his finger seven times.
15 Daarna zal hij den bok des zondoffers, die voor het volk zal zijn, slachten, en zal zijn bloed tot binnen in den voorhang dragen, en zal met zijn bloed doen, gelijk als hij met het bloed van den var gedaan heeft, en zal dat sprengen op het verzoendeksel, en voor het verzoendeksel.
15 “Then he shall slaughter the goat of the sin offering which is for the people, and bring its blood inside the veil and do with its blood as he did with the blood of the bull, and sprinkle it on the mercy seat and in front of the mercy seat.
16 Zo zal hij voor het heilige, vanwege de onreinigheden der kinderen Israels, en vanwege hun overtredingen, naar al hun zonden, verzoening doen; en alzo zal hij doen aan de tent der samenkomst, welke met hen woont in het midden hunner onreinigheden.
16 He shall make atonement for the holy place, because of the impurities of the sons of Israel and because of their transgressions in regard to all their sins; and thus he shall do for the tent of meeting which abides with them in the midst of their impurities.
17 En geen mens zal in de tent der samenkomst zijn, als hij zal ingaan, om in het heilige verzoening te doen, totdat hij zal uitkomen; alzo zal hij verzoening doen, voor zichzelven, en voor zijn huis, en voor de gehele gemeente van Israel.
17 When he goes in to make atonement in the holy place, no one shall be in the tent of meeting until he comes out, that he may make atonement for himself and for his household and for all the assembly of Israel.
18 Daarna zal hij tot het altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN is, uitkomen, en verzoening voor hetzelve doen; en hij zal van het bloed van den var, en van het bloed van den bok nemen, en doen het rondom op de hoornen des altaars.
18 Then he shall go out to the altar that is before the Lord and make atonement for it, and shall take some of the blood of the bull and of the blood of the goat and put it on the horns of the altar on all sides.
21 En Aaron zal beide zijn handen op het hoofd van den levenden bok leggen, en zal daarop al de ongerechtigheden der kinderen Israels, en al hun overtredingen, naar al hun zonden, belijden; en hij zal die op het hoofd des boks leggen, en zal hem door de hand eens mans, die voorhanden is, naar de woestijn uitlaten.
21 Then Aaron shall lay both of his hands on the head of the live goat, and confess over it all the iniquities of the sons of Israel and all their transgressions in regard to all their sins; and he shall lay them on the head of the goat and send it away into the wilderness by the hand of a man who stands in readiness.
23 Daarna zal Aaron komen in de tent der samenkomst, en zal de linnen klederen uitdoen, die hij aangedaan had, als hij in het heilige ging, en hij zal ze daar laten.
23 “Then Aaron shall come into the tent of meeting and take off the linen garments which he put on when he went into the holy place, and shall leave them there.
24 En hij zal zijn vlees in de heilige plaats met water baden, en zijn klederen aandoen; dan zal hij uitgaan, en zijn brandoffer, en het brandoffer des volks bereiden, en voor zich en voor het volk verzoening doen.
24 He shall bathe his body with water in a holy place and put on his clothes, and come forth and offer his burnt offering and the burnt offering of the people and make atonement for himself and for the people.
26 En die den bok, welke een weggaande bok was, zal uitgelaten hebben, zal zijn klederen wassen, en zijn vlees met water baden; en daarna zal hij in het leger komen.
26 The one who released the goat as the scapegoat shall wash his clothes and bathe his body with water; then afterward he shall come into the camp.
27 Maar den var des zondoffers, en den bok des zondoffers, welker bloed ingebracht is, om verzoening te doen in het heilige, zal men tot buiten het leger uitvoeren; doch hun vellen, hun vlees en hun mest zullen zij met vuur verbranden.
27 But the bull of the sin offering and the goat of the sin offering, whose blood was brought in to make atonement in the holy place, shall be taken outside the camp, and they shall burn their hides, their flesh, and their refuse in the fire.
29 En dit zal voor u tot een eeuwige inzetting zijn: gij zult in de zevende maand, op den tienden der maand, uw zielen verootmoedigen, en geen werk doen, inboorling noch vreemdeling, die in het midden van u als vreemdeling verkeert.
29 “This shall be a permanent statute for you: in the seventh month, on the tenth day of the month, you shall humble your souls and not do any work, whether the native, or the alien who sojourns among you;
32 En de priester, dien men gezalfd, en wiens hand men gevuld zal hebben, om voor zijn vader het priesterambt te bedienen, zal de verzoening doen, als hij de linnen klederen, de heilige klederen, zal aangetrokken hebben.
32 So the priest who is anointed and ordained to serve as priest in his father’s place shall make atonement: he shall thus put on the linen garments, the holy garments,
33 Zo zal hij het heilige heiligdom verzoenen, en de tent der samenkomst, en het altaar zal hij verzoenen; desgelijks voor de priesteren, en voor al het volk der gemeente zal hij verzoening doen.
33 and make atonement for the holy sanctuary, and he shall make atonement for the tent of meeting and for the altar. He shall also make atonement for the priests and for all the people of the assembly.
34 En dit zal u tot een eeuwige inzetting zijn, om voor de kinderen Israels van al hun zonden, eenmaal des jaars, verzoening te doen. En men deed, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.
34 Now you shall have this as a permanent statute, to make atonement for the sons of Israel for all their sins once every year.” And just as the Lord had commanded Moses, so he did.