1 En in het vijftiende jaar der regering van den keizer Tiberius, als Pontius Pilatus stadhouder was over Judea, en Herodes een viervorst over Galilea, en Filippus, zijn broeder, een viervorst over Iturea en over het land Trachonitis, en Lysanias een viervorst over Abilene;
1 Now in the fifteenth year of the reign of Tiberius Caesar, when Pontius Pilate was governor of Judea, and Herod was tetrarch of Galilee, and his brother Philip was tetrarch of the region of Ituraea and Trachonitis, and Lysanias was tetrarch of Abilene,
4 Gelijk geschreven is in het boek der woorden van Jesaja, den profeet, zeggende: De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht!
4 as it is written in the book of the words of Isaiah the prophet,“The voice of one crying in the wilderness,‘Make ready the way of the Lord,Make His paths straight.
7 Hij zeide dan tot de scharen, die uitkwamen, om van hem gedoopt te worden: Gij adderengebroedsels, wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn?
7 So he began saying to the crowds who were going out to be baptized by him, “You brood of vipers, who warned you to flee from the wrath to come?
8 Brengt dan vruchten voort der bekering waardig; en begint niet te zeggen bij uzelven: Wij hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken.
8 Therefore bear fruits in keeping with repentance, and do not begin to say to yourselves, ‘We have Abraham for our father,’ for I say to you that from these stones God is able to raise up children to Abraham.
14 En hem vraagden ook de krijgslieden, zeggende: En wij, wat zullen wij doen? En hij zeide tot hen: Doet niemand overlast, en ontvreemdt niemand het zijne met bedrog, en laat u vergenoegen met uw bezoldigingen.
14 Some soldiers were questioning him, saying, “And what about us, what shall we do?” And he said to them, “Do not take money from anyone by force, or accuse anyone falsely, and be content with your wages.”
16 Zo antwoordde Johannes aan allen, zeggende: Ik doop u wel met water; maar Hij komt, Die sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben den riem van Zijn schoenen te ontbinden; Deze zal u dopen met den Heiligen Geest en met vuur;
16 John answered and said to them all, “As for me, I baptize you with water; but One is coming who is mightier than I, and I am not fit to untie the thong of His sandals; He will baptize you with the Holy Spirit and fire.
17 Wiens wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren, en de tarwe zal Hij in Zijn schuur samenbrengen; maar het kaf zal Hij met onuitblusselijk vuur verbranden.
17 His winnowing fork is in His hand to thoroughly clear His threshing floor, and to gather the wheat into His barn; but He will burn up the chaff with unquenchable fire.”
19 Maar als Herodes, de viervorst van hem bestraft werd, om Herodias' wil, de vrouw van Filippus, zijn broeder, en over alle boze stukken, die Herodes deed,
19 But when Herod the tetrarch was reprimanded by him because of Herodias, his brother’s wife, and because of all the wicked things which Herod had done,
22 En dat de Heilige Geest op Hem nederdaalde, in lichamelijke gedaante, gelijk een duif; en dat er een stem geschiedde uit den hemel, zeggende: Gij zijt Mijn geliefde Zoon, in U heb Ik Mijn welbehagen!
22 and the Holy Spirit descended upon Him in bodily form like a dove, and a voice came out of heaven, “You are My beloved Son, in You I am well-pleased.”