Lukas 3:34

Den zoon van Jakob, den zoon van Izak, den zoon van Abraham, den zoon van Thara, den zoon van Nachor,

Genesis 21:3

En Abraham noemde den naam zijns zoons, dien hem geboren was, dien hem Sara gebaard had, Izak.

Genesis 25:26

En daarna kwam zijn broeder uit, wiens hand Ezau's verzenen hield; daarom noemde men zijn naam Jakob. En Izak was zestig jaren oud, als hij hen gewon.

Genesis 11:24-32

En Nahor leefde negen en twintig jaren, en gewon Terah.

Jozua 24:2

Toen zeide Jozua tot het ganse volk: Alzo zegt de HEERE, de God Israels: Over gene zijde der rivier hebben uw vaders van ouds gewoond, namelijk Terah, de vader van Abraham, en de vader van Nahor; en zij hebben andere goden gediend.

1 Kronieken 1:24-28

Sem, Arfachsad, Selah,

1 Kronieken 1:34

Abraham nu gewon Izak. De zonen van Izak waren Ezau en Israel.

Mattheüs 1:2

Abraham gewon Izak, en Izak gewon Jakob, en Jakob gewon Juda, en zijn broeders;

Handelingen 7:8

En Hij gaf hem het verbond der besnijdenis; en alzo gewon hij Izak, en besneed hem op den achtsten dag; en Izak gewon Jakob, en Jakob de twaalf patriarchen.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain