Markus 5:18

En als Hij in het schip ging, bad Hem degene, die bezeten was geweest, dat hij met Hem mocht zijn.

Lukas 8:38-39

En de man, van welken de duivelen uitgevaren waren, bad Hem, dat hij mocht bij Hem zijn. Maar Jezus liet hem van Zich gaan, zeggende:

Psalmen 116:12

Wat zal ik den HEERE vergelden voor al Zijn weldaden aan mij bewezen?

Markus 5:7

En met een grote stem roepende, zeide hij: Wat heb ik met U te doen, Jezus, Gij Zone Gods, des Allerhoogsten? Ik bezweer U bij God, dat Gij mij niet pijnigt!

Markus 5:17

En zij begonnen Hem te bidden, dat Hij van hun landpalen wegging.

Lukas 17:15-17

En een van hen, ziende, dat hij genezen was, keerde wederom, met grote stemme God verheerlijkende.

Lukas 23:42-43

En hij zeide tot Jezus: Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn.

Filippenzen 1:23-24

Want ik word van deze twee gedrongen, hebbende begeerte, om ontbonden te worden en met Christus te zijn; want dat is zeer verre het beste.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain