Mattheüs 20:13

Doch hij, antwoordende, zeide tot een van hen: Vriend! ik doe u geen onrecht; zijt gij niet met mij eens geworden voor een penning?

Mattheüs 22:12

En zeide tot hem: Vriend! hoe zijt gij hier ingekomen, geen bruiloftskleed aan hebbende? En hij verstomde.

Mattheüs 26:50

Maar Jezus zeide tot hem: Vriend! waartoe zijt gij hier! Toen kwamen zij toe, en sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem.

Genesis 18:25

Het zij verre van U, zulk een ding te doen, te doden den rechtvaardige met den goddeloze! dat de rechtvaardige zij gelijk de goddeloze, verre zij het van U! zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen?

Job 34:8-12

En gaat over weg in gezelschap met de werkers der ongerechtigheid, en wandelt met goddeloze lieden.

Job 34:17-18

Zou hij ook, die het recht haat, den gewonde verbinden, en zoudt gij den zeer Rechtvaardige verdoemen?

Job 35:2

Houdt gij dat voor recht, dat gij gezegd hebt: Mijn gerechtigheid is meerder dan Gods?

Job 40:8

Verberg hen te zamen in het stof; verbind hun aangezichten in het verborgen!

Romeinen 9:14-15

Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre.

Romeinen 9:20

Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tot dengene, die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt?

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain