Mattheüs 26:50
Maar Jezus zeide tot hem: Vriend! waartoe zijt gij hier! Toen kwamen zij toe, en sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem.
Mattheüs 20:13
Doch hij, antwoordende, zeide tot een van hen: Vriend! ik doe u geen onrecht; zijt gij niet met mij eens geworden voor een penning?
Mattheüs 22:12
En zeide tot hem: Vriend! hoe zijt gij hier ingekomen, geen bruiloftskleed aan hebbende? En hij verstomde.
2 Samuël 16:17
Maar Absalom zeide tot Husai: Is dit uw weldadigheid aan uw vriend? Waarom zijt gij niet met uw vriend getogen?
Psalmen 41:9
Zelfs de man mijns vredes, op welken ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft de verzenen tegen mij grotelijks verheven.
Psalmen 55:13-14
Maar gij zijt het, o mens, als van mijn waardigheid, mijn leidsman en mijn bekende!
Lukas 22:48
En Jezus zeide tot hem: Judas, verraadt gij den Zoon des mensen met een kus?
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd