Mattheüs 23:21

En wie zweert bij den tempel, die zweert bij denzelven, en bij Dien, Die daarin woont.

1 Koningen 8:13

Ik heb immers een huis gebouwd, U ter woonstede, een vaste plaats tot Uw eeuwige woning.

Psalmen 26:8

HEERE! ik heb lief de woning van Uw huis, en de plaats des tabernakels Uwer eer.

2 Kronieken 6:2

En ik heb U een huis ter woonstede gebouwd, en een vaste plaats tot Uw eeuwige woning.

1 Koningen 8:27

Maar waarlijk, zou God op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden U niet begrijpen, hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb!

2 Kronieken 7:2

En de priesters konden niet ingaan in het huis des HEEREN; want de heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld.

Psalmen 132:13-14

Want de HEERE heeft Sion verkoren, Hij heeft het begeerd tot Zijn woonplaats, zeggende:

Efeziërs 2:22

Op Welken ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in den Geest.

Colossenzen 2:9

Want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain