Mattheüs 26:44
En hen latende, ging Hij wederom heen, en bad ten derden male, zeggende dezelfde woorden.
2 Corinthiër 12:8
Hierover heb ik den Heere driemaal gebeden, opdat hij van mij zou wijken.
Daniël 9:17-19
En nu, o onze God! hoor naar het gebed Uws knechts, en naar zijn smekingen; en doe Uw aangezicht lichten over Uw heiligdom, dat verwoest is; om des HEEREN wil.
Mattheüs 6:7
En als gij bidt, zo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen, dat zij door hun veelheid van woorden zullen verhoord worden.
Lukas 18:1
En Hij zeide ook een gelijkenis tot hen, daartoe strekkende, dat men altijd bidden moet, en niet vertragen;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd