Mattheüs 26:49
En terstond komende tot Jezus, zeide hij: Wees gegroet, Rabbi! en hij kuste Hem.
Mattheüs 26:25
En Judas, die Hem verried, antwoordde en zeide: Ben ik het, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd.
Genesis 27:26
En zijn vader Izak zeide tot hem: Kom toch bij, en kus mij, mijn zoon!
1 Samuël 10:1
Toen nam Samuel een oliekruik, en goot ze uit op zijn hoofd, en kuste hem, en zeide: Is het niet alzo, dat de HEERE u tot een voorganger over Zijn erfdeel gezalfd heeft?
2 Samuël 20:9
En Joab zeide tot Amasa: Is het wel met u, mijn broeder? En Joab vatte met de rechterhand den baard van Amasa, om hem te kussen.
Spreuken 27:6
De wonden des liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters zijn af te bidden.
Mattheüs 27:29-30
En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechter hand; en vallende op hun knieen voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden!
Markus 14:45-46
En als hij gekomen was, ging hij terstond tot Hem, en zeide: Rabbi, Rabbi, en kuste Hem.
Markus 15:18
En begonnen Hem te groeten, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden!
Lukas 7:45
Gij hebt Mij geen kus gegeven; maar deze, van dat zij ingekomen is, heeft niet afgelaten Mijn voeten te kussen.
Johannes 19:3
En zeiden: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! En zij gaven Hem kinnebakslagen.
1 Thessalonicenzen 5:26
Groet al de broeders met een heiligen kus.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd