Mattheüs 28:7

En gaat haastelijk heen, en zegt Zijn discipelen, dat Hij opgestaan is van de doden; en ziet, Hij gaat u voor naar Galilea, daar zult gij Hem zien. Ziet, ik heb het ulieden gezegd.

Mattheüs 26:32

Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea.

Mattheüs 28:10

Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt Mijn broederen, dat zij heengaan naar Galilea, en aldaar zullen zij Mij zien.

Jesaja 44:8

Verschrikt niet, en vreest niet; heb Ik het u van toen af niet doen horen en verkondigd? Want gijlieden zijt Mijn getuigen: is er ook een God behalve Mij? Immers, er is geen andere rotssteen: Ik ken er geen?

Jesaja 45:21

Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt samen: wie heeft dat laten horen van ouds her? Wie heeft dat van toen af verkondigd? Ben Ik het niet, de HEERE? en er is geen God meer behalve Mij, een rechtvaardig God, en een Heiland, niemand is er dan Ik.

Mattheüs 24:25

Ziet, Ik heb het u voorzegd!

Mattheüs 28:16-17

En de elf discipelen zijn heengegaan naar Galilea, naar den berg, waar Jezus hen bescheiden had.

Markus 14:28

Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea.

Markus 16:7-8

Doch gaat heen, zegt Zijnen discipelen, en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij ulieden gezegd heeft.

Markus 16:10

Deze, heengaande, boodschapte het dengenen, die met Hem geweest waren, welke treurden en weenden.

Markus 16:13

Dezen, ook heengaande, boodschapten het aan de anderen; maar zij geloofden ook die niet.

Lukas 24:9-10

En wedergekeerd zijnde van het graf, boodschapten zij al deze dingen aan de elven, en aan al de anderen.

Lukas 24:22-24

Maar ook sommige vrouwen uit ons hebben ons ontsteld, die vroeg in den morgenstond aan het graf geweest zijn;

Lukas 24:34

Welke zeiden: De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien.

Johannes 14:29

En nu heb Ik het u gezegd, eer het geschied is; opdat, wanneer het geschied zal zijn, gij geloven moogt.

Johannes 16:4

Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer de ure zal gekomen zijn, gij dezelve moogt gedenken, dat Ik ze u gezegd heb; doch deze dingen heb Ik u van het begin niet gezegd, omdat Ik bij ulieden was.

Johannes 20:17-18

Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vare op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God.

Johannes 21:1-14

Na dezen openbaarde Jezus Zichzelven wederom den discipelen aan de zee van Tiberias. En Hij openbaarde Zich aldus:

1 Corinthiërs 15:4

En dat Hij is begraven, en dat Hij is opgewekt ten derden dage, naar de Schriften;

1 Corinthiërs 15:6

Daarna is Hij gezien van meer dan vijfhonderd broeders op eenmaal, van welken het meren deel nog over is, en sommigen ook zijn ontslapen.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain