Mattheüs 6:26

Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven?

Psalmen 147:9

Die het vee zijn voeder geeft; aan de jonge raven, als zij roepen.

Mattheüs 10:29-31

Worden niet twee musjes om een penningsken verkocht? En niet een van deze zal op de aarde vallen zonder uw Vader.

Job 35:11

Die ons geleerder maakt dan de beesten der aarde, en ons wijzer maakt dan het gevogelte des hemels?

Psalmen 104:27-28

Zij allen wachten op U, dat Gij hun hun spijze geeft te zijner tijd.

Lukas 12:24-32

Aanmerkt de raven, dat zij niet zaaien, noch maaien, welke geen spijskamer noch schuur hebben, en God voedt dezelve; hoeveel gaat gij de vogelen te boven?

Genesis 1:29-31

En God zeide: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u tot spijze!

Psalmen 104:11-12

Zij drenken al het gedierte des velds; de woudezels breken er hun dorst mede.

Psalmen 145:15-16

Ain. Aller ogen wachten op U; en Gij geeft hun hun spijs te zijner tijd.

Mattheüs 6:32

Want al deze dingen zoeken de heidenen; want uw hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft.

Mattheüs 7:9

Of wat mens is er onder u, zo zijn zoon hem zou bidden om brood, die hem een steen zal geven?

Lukas 12:6-7

Worden niet vijf musjes verkocht voor twee penningskens? En niet een van die is voor God vergeten.

Treasury of Scripture Knowledge did not add