Van de priesteren: Jedaja, de zoon van Jojarib, Jachin;

Van de priesteren nu, Jedaja, en Jojarib, en Jachin,

De priesters. De kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig.

Zo zond ik tot Eliezer, tot Ariel, tot Semaja, en tot Elnathan, en tot Jarib, en tot Elnathan, en tot Nathan, en tot Zacharja, en tot Mesullam, de hoofden; en tot Jojarib en tot Elnathan, de leraars;

De priesters: de kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig;

Semaja, en Jojarib, Jedaja,

En van Jojarib, Matthenai; van Jedaja, Uzzi;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain

Alle Vertalingen
Dutch Staten Vertaling