Nehemia 12:42

Voorts Maaseja, en Semaja, en Eleazar, en Uzzi, en Johanan, en Malchia, en Elam, en Ezer; ook lieten zich de zangers horen, met Jizrahja, den opziener.

Nehemia 11:14

En hun broederen, dappere helden, waren honderd acht en twintig; en opziener over hen was Zabdiel, de zoon van Gedolim.

Psalmen 81:1

Voor den opperzangmeester, op de Gittith, een psalm van Asaf. (1a) Zingt vrolijk Gode, onze Sterkte; juicht den God van Jakob.

Psalmen 95:1

Komt, laat ons den HEERE vrolijk zingen; laat ons juichen den Rotssteen onzes heils.

Psalmen 98:4-9

Juicht den HEERE, gij ganse aarde! roept uit van vreugde, en zingt vrolijk, en psalmzingt.

Psalmen 100:1-2

Een lofzang. Gij ganse aarde! juicht den HEERE.

Jesaja 12:5-6

Psalmzingt den HEERE, want Hij heeft heerlijk dingen gedaan; zulks zij bekend op den gansen aardbodem.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd