Openbaring 2:6
Maar dit hebt gij, dat gij de werken der Nikolaieten haat, welke Ik ook haat.
2 Kronieken 19:2
En Jehu, de zoon van Hanani, de ziener, ging uit, hem tegen, en zeide tot den koning Josafat: Zoudt gij den goddeloze helpen, en die den HEERE haten, liefhebben? Nu is daarom over u van het aangezicht des HEEREN grote toornigheid.
Psalmen 26:5
Ik haat de vergadering der boosdoeners, en bij de goddelozen zit ik niet.
Psalmen 101:3
Ik zal geen Belials-stuk voor mijn ogen stellen; ik haat het doen der afvalligen, het zal mij niet aankleven.
Psalmen 139:21-22
Zou ik niet haten HEERE! die U haten? en verdriet hebben in degenen, die tegen U opstaan?
2 Johannes 1:9-10
Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft beiden den Vader en den Zoon.
Openbaring 2:14-15
Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij aldaar hebt, die de lering van Balaam houden, die Balak leerde den kinderen Israels een aanstoot voor te werpen, opdat zij zouden afgodenoffer eten en hoereren.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd