Prediker 7:26

En ik vond een bitterder ding, dan de dood: een vrouw, welker hart netten en garen, en haar handen banden zijn; wie goed is voor Gods aangezicht, zal van haar ontkomen; daarentegen de zondaar zal van haar gevangen worden.

Spreuken 22:14

De mond der vreemde vrouwen is een diepe gracht; op welken de HEERE vergramd is, zal daarin vallen.

Spreuken 2:18-19

Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen.

Spreuken 5:3-5

Want de lippen der vreemde vrouw druppen honigzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie.

Richteren 16:18-21

Als nu Delila zag, dat hij haar zijn ganse hart verklaard had, zo zond zij heen, en riep de vorsten der Filistijnen, zeggende: Komt ditmaal op, want hij heeft mij zijn ganse hart verklaard. En de vorsten der Filistijnen kwamen tot haar op, en brachten dat geld in hun hand.

Spreuken 2:16

Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar redenen vleit;

Spreuken 7:21-27

Zij bewoog hem door de veelheid van haar onderricht, zij dreef hem aan door het gevlei harer lippen.

Spreuken 9:18

Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel.

Spreuken 23:27-28

Want een hoer is een diepe gracht, en een vreemde vrouw is een enge put.

Prediker 2:26

Want Hij geeft wijsheid, en wetenschap, en vreugde den mens, die goed is voor Zijn aangezicht; maar den zondaar geeft Hij bezigheid om te verzamelen en te vergaderen, opdat Hij het geve dien, die goed is voor Gods aangezicht. Dit is ook ijdelheid en kwelling des geestes.

Treasury of Scripture Knowledge did not add

Public domain