Psalmen 1:2
Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.
Psalmen 119:35
Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.
Jozua 1:8
Dat het boek dezer wet niet wijke van uw mond, maar overleg het dag en nacht, opdat gij waarneemt te doen naar alles, wat daarin geschreven is; want alsdan zult gij uw wegen voorspoedig maken, en alsdan zult gij verstandelijk handelen.
Psalmen 119:11
Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou.
Psalmen 119:92
Indien Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan.
Romeinen 7:22
Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendigen mens;
Psalmen 40:8
Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden mijns ingewands.
Psalmen 112:1
Hallelujah! Aleph. Welgelukzalig is de man, die den HEERE vreest; Beth. die groten lust heeft in Zijn geboden.
1 Johannes 5:3
Want dit is de liefde Gods, dat wij Zijn geboden bewaren; en Zijn geboden zijn niet zwaar.
Job 23:12
Het gebod Zijner lippen heb ik ook niet weggedaan; de redenen Zijns monds heb ik meer dan mijn bescheiden deel weggelegd.
Psalmen 104:34
Mijn overdenking van Hem zal zoet zijn; ik zal mij in den HEERE verblijden.
Psalmen 119:1
Aleph. Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet des HEEREN gaan.
Psalmen 119:15-16
Ik zal Uw bevelen overdenken, en op Uw paden letten.
Psalmen 119:47-48
En ik zal mij vermaken in Uw geboden, die ik liefheb.
Psalmen 119:97-99
Mem. Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag.
Jeremia 15:16
Als Uw woorden gevonden zijn, zo heb ik ze opgegeten, en Uw woord is mij geweest tot vreugde en tot blijdschap mijns harten; want ik ben naar Uw Naam genoemd, o HEERE, God der heirscharen!
1 Timotheüs 4:15
Bedenk deze dingen, wees hierin bezig, opdat uw toenemen openbaar zij in alles.
Psalmen 119:72
De wet Uws monds is mij beter, dan duizenden van goud of zilver.
Psalmen 88:1
Een lied, een psalm voor de kinderen van Korach, voor den opperzangmeester, op Machalath Leannoth; een onderwijzing van Heman, den Ezrahiet. (1a) O HEERE, God mijns heils! bij dag, bij nacht roep ik voor U.
Lukas 18:7
Zal God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij lankmoedig is over hen?
2 Timotheüs 1:3
Ik dank God, Wien ik diene van mijn voorouderen aan in een rein geweten, gelijk ik zonder ophouden uwer gedachtig ben in mijn gebeden nacht en dag;
Lukas 2:37
En zij was een weduwe van omtrent vier en tachtig jaren, dewelke niet week uit den tempel, met vasten en bidden, God dienende nacht en dag.
1 Thessalonicenzen 2:9
Want gij gedenkt, broeders, onzen arbeid en moeite; want nacht en dag werkende, opdat wij niemand onder u zouden lastig zijn, hebben wij het Evangelie van God onder u gepredikt.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd