Psalmen 102:4

Mijn hart is geslagen en verdord als gras, zodat ik vergeten heb mijn brood te eten.

Psalmen 37:2

Want als gras zullen zij haast worden afgesneden, en als de groene grasscheutjes zullen zij afvallen.

Jesaja 40:7

Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest des HEEREN daarin blaast; voorwaar, het volk is gras.

Ezra 10:6

En Ezra stond op van voor Gods huis, en ging in de kamer van Johanan, den zoon van Eljasib; als hij daar kwam, at hij geen brood, en dronk geen water, want hij bedreef rouw over de overtreding der weggevoerden.

1 Samuël 1:7-8

En alzo deed hij jaar op jaar; van dat zij opging tot het huis des HEEREN, zo tergde zij haar alzo; daarom weende zij en at niet.

2 Samuël 12:17

Toen maakten zich de oudsten van zijn huis op tot hem, om hem te doen opstaan van de aarde; maar hij wilde niet, en at geen brood met hen.

Job 6:4

Want de pijlen des Almachtigen zijn in mij, welker vurig venijn mijn geest uitdrinkt; de verschrikkingen Gods rusten zich tegen mij.

Job 10:1

Mijn ziel is verdrietig over mijn leven; ik zal mijn klacht op mij laten; ik zal spreken in bitterheid mijner ziel.

Job 33:20

Zodat zijn leven het brood zelf verfoeit, en zijn ziel de begeerlijke spijze;

Psalmen 6:2-3

Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt; genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt.

Psalmen 42:6

O mijn God! mijn ziel buigt zich neder in mij, daarom gedenk ik Uwer uit het land van de Jordaan, en Hermon, uit het klein gebergte.

Psalmen 55:4-5

Mijn hart smart in het binnenste van mij, en verschrikkingen des doods zijn op mij gevallen.

Psalmen 69:20

De versmaadheid heeft mijn hart gebroken, en ik ben zeer zwak; en ik heb gewacht naar medelijden, maar er is geen; en naar vertroosters, maar heb ze niet gevonden.

Psalmen 77:3

Dacht ik aan God, zo maakte ik misbaar; peinsde ik, zo werd mijn ziel overstelpt. Sela.

Psalmen 102:9

Want ik eet as als brood, en vermeng mijn drank met tranen.

Psalmen 102:11

Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras.

Psalmen 143:3-4

Want de vijand vervolgt mijn ziel, hij vertreedt mijn leven ter aarde; hij legt mij in duisternissen, als degenen, die over lang dood zijn.

Klaagliederen 3:13

He. Hij heeft Zijn pijlen in mijn nieren doen ingaan.

Klaagliederen 3:20

Zain. Mijn ziel gedenkt er wel terdege aan, en zij bukt zich neder in mij.

Mattheüs 26:37-38

En met Zich nemende Petrus, en de twee zonen van Zebedeus, begon Hij droevig en zeer beangst te worden.

Handelingen 9:9

En hij was drie dagen, dat hij niet zag, en at niet, en dronk niet.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain