Psalmen 109:24

Mijn knieen struikelen van vasten, en mijn vlees is vermagerd, zodat er geen vet aan is.

Hebreeën 12:12

Daarom richt weder op de trage handen, en de slappe knieen;

Job 19:20

Mijn gebeente kleeft aan mijn huid en aan mijn vlees; en ik ben ontkomen met de huid mijner tanden.

Psalmen 22:14

Ik ben uitgestort als water, en al mijn beenderen hebben zich vaneen gescheiden; mijn hart is als was, het is gesmolten in het midden mijns ingewands.

Psalmen 32:3-4

Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag.

Psalmen 35:13-14

Mij aangaande daarentegen, als zij krank waren, was een zak mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met vasten, en mijn gebed keerde weder in mijn boezem.

Psalmen 38:5-8

Mijn etterbuilen stinken, zij zijn vervuild, vanwege mijn dwaasheid.

Psalmen 69:10

En ik heb geweend in het vasten mijner ziel; maar het is mij geworden tot allerlei smaad.

Psalmen 102:4-5

Mijn hart is geslagen en verdord als gras, zodat ik vergeten heb mijn brood te eten.

Mattheüs 4:2

En als Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, hongerde Hem ten laatste.

2 Corinthiër 11:27

In arbeid en moeite, in waken menigmaal, in honger en dorst, in vasten menigmaal, in koude en naaktheid.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain