Psalmen 112:5
Teth. Wel dien man, die zich ontfermt en uitleent; Jod. hij beschikt zijn zaken met recht.
Deuteronomium 15:7-10
Wanneer er onder u een arme zal zijn, een uit uw broederen, in een uwer poorten, in uw land, dat de HEERE, uw God, u geven zal, zo zult gij uw hart niet verstijven, noch uw hand toesluiten voor uw broeder, die arm is;
Job 31:16-20
Zo ik den armen hun begeerte onthouden heb, of de ogen der weduwe laten versmachten;
Psalmen 37:21
Lamed. De goddeloze ontleent en geeft niet weder; maar de rechtvaardige ontfermt zich, en geeft.
Psalmen 37:25-26
Nun. Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien den rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood.
Spreuken 2:20
Opdat gij wandelt op den weg der goeden, en houdt de paden der rechtvaardigen.
Spreuken 12:2
De goede zal een welgevallen trekken van den HEERE; maar een man van schandelijke verdichtselen zal Hij verdoemen.
Spreuken 17:18
Een verstandeloos mens klapt in de hand, zich borg stellende bij zijn naaste.
Spreuken 18:9
Ook die zich slap aanstelt in zijn werk, die is een broeder van een doorbrenger.
Spreuken 22:26-27
Wees niet onder degenen, die in de hand klappen, onder degenen, die voor schulden borg zijn.
Spreuken 24:27
Beschik uw werk daarbuiten, en bereid het voor u op den akker, en bouw daarna uw huis.
Spreuken 24:30-34
Ik ging voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens;
Spreuken 27:23-27
Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden.
Lukas 6:35
Maar hebt uw vijanden lief, en doet goed, en leent, zonder iets weder te hopen; en uw loon zal groot zijn, en gij zult kinderen des Allerhoogsten zijn; want Hij is goedertieren over de ondankbaren en bozen.
Lukas 23:50
En zie, een man, met name Jozef, zijnde een raadsheer, een goed en rechtvaardig man,
Johannes 6:12
En als zij verzadigd waren, zeide Hij tot Zijn discipelen: Vergadert de overgeschoten brokken, opdat er niets verloren ga.
Handelingen 11:24
Want hij was een goed man, en vol des Heiligen Geestes en des geloofs; en er werd een grote schare den Heere toegevoegd.
Romeinen 5:7
Want nauwelijks zal iemand voor een rechtvaardige sterven; want voor den goede zal mogelijk iemand ook bestaan te sterven.
Romeinen 12:11
Zijt niet traag in het benaarstigen. Zijt vurig van geest. Dient den Heere.
Efeziërs 5:15
Ziet dan, hoe gij voorzichtiglijk wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen.
Filippenzen 1:9
En dit bid ik God, dat uw liefde nog meer en meer overvloedig worde in erkentenis en alle gevoelen;
Colossenzen 4:5
Wandelt met wijsheid bij degenen, die buiten zijn, den bekwamen tijd uitkopende.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd