Spreuken 22:26

Wees niet onder degenen, die in de hand klappen, onder degenen, die voor schulden borg zijn.

Spreuken 11:15

Als iemand voor een vreemde borg geworden is, hij zal zekerlijk verbroken worden; maar wie degenen haat, die in de hand klappen, is zeker.

Spreuken 17:18

Een verstandeloos mens klapt in de hand, zich borg stellende bij zijn naaste.

Spreuken 6:1-5

Mijn zoon! zo gij voor uw naaste borg geworden zijt, voor een vreemde uw hand toegeklapt hebt;

Spreuken 27:13

Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende vrouw.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain