Psalmen 119:85
De hovaardigen hebben mij putten gegraven, hetwelk niet is naar Uw wet.
Psalmen 35:7
Want zij hebben zonder oorzaak de groeve van hun net voor mij verborgen; zij hebben zonder oorzaak gegraven voor mijn ziel.
Psalmen 7:15
Hij heeft een kuil gedolven, en dien uitgegraven, maar hij is gevallen in de groeve, die hij gemaakt heeft.
Jeremia 18:20
Zal dan kwaad voor goed vergolden worden? want zij hebben mijn ziel een kuil gegraven; gedenk, dat ik voor Uw aangezicht gestaan heb, om goed voor hen te spreken, om Uw grimmigheid van hen af te wenden.
Psalmen 36:11
De voet der hovaardigen kome niet over mij, en de hand der goddelozen doe mij niet omzwerven.
Psalmen 58:1-2
Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth. (1a) Spreekt gijlieden waarlijk gerechtigheid, gij, vergadering? Oordeelt gij billijkheden, gij, mensenkinderen?
Psalmen 119:78
Laat de hovaardigen beschaamd worden, omdat zij mij met leugen nedergestoten hebben; doch ik betracht Uw geboden.
Spreuken 16:27
Een Belialsman graaft kwaad; en op zijn lippen is als brandend vuur.
Jeremia 18:22
Laat er een geschrei uit hun huizen gehoord worden, wanneer Gij haastelijk een bende over hen zult brengen; dewijl zij een kuil gegraven hebben om mij te vangen, en strikken verborgen voor mijn voeten.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd