Psalmen 149:3

Dat zij Zijn Naam loven op de fluit; dat zij Hem psalmzingen op de trommel en harp.

Exodus 15:20

En Mirjam, de profetes, Aarons zuster, nam een trommel in haar hand; en al de vrouwen gingen uit, haar na, met trommelen en met reien.

Psalmen 81:2

Heft een psalm op, en geeft de trommel; de liefelijke harp met de luit.

Jeremia 31:13

Dan zal zich de jonkvrouw verblijden in den rei, daartoe de jongelingen en ouden te zamen; want Ik zal hunlieder rouw in vrolijkheid veranderen, en zal hen troosten, en zal hen verblijden naar hun droefenis.

Richteren 11:34

Toen nu Jeftha te Mizpa bij zijn huis kwam, ziet, zo ging zijn dochter uit hem tegemoet, met trommelen en met reien. Zij nu was alleen, een enig kind; hij had uit zich anders geen zoon of dochter.

2 Samuël 6:14

En David huppelde met alle macht voor het aangezicht des HEEREN; en David was omgord met een linnen lijfrok.

2 Samuël 6:16

En het geschiedde, als de ark des HEEREN in de stad Davids kwam, dat Michal, Sauls dochter, door het venster uitzag. Als zij nu den koning David zag, springende en huppelende voor het aangezicht des HEEREN, verachtte zij hem in haar hart.

1 Kronieken 15:28-29

Alzo bracht gans Israel de ark des verbonds des HEEREN op, met gejuich, en met geluid der bazuin, en met trompetten, en met cimbalen, makende geluid met luiten en met harpen.

1 Kronieken 16:42

Met hen dan waren Heman en Jeduthun, met trompetten en cimbalen voor degenen, die zich lieten horen, en met instrumenten der muziek Gods; maar de zonen van Jeduthun waren aan de poort.

1 Kronieken 25:6

Dezen waren altemaal aan de handen huns vaders gesteld tot het gezang van het huis des HEEREN, op cimbalen, luiten, en harpen, tot den dienst van het huis Gods, aan de handen van den koning, van Asaf, Jeduthun, en van Heman.

2 Kronieken 29:25

En hij stelde de Levieten in het huis des HEEREN, met cimbalen, met luiten en harpen, naar het gebod van David, en van Gad, den ziener des konings, en van Nathan, den profeet; want dit gebod was van de hand des HEEREN, door de hand Zijner profeten.

Ezra 3:10

Als nu de bouwlieden den grond van des HEEREN tempel legden, zo stelden zij de priesteren, aangekleed zijnde, met trompetten, en de Levieten, Asafs zonen, met cimbalen, om den HEERE te loven, naar de instelling van David, den koning van Israel.

Psalmen 30:11

Gij hebt mij mijn weeklage veranderd in een rei; Gij hebt mijn zak ontbonden, en mij met blijdschap omgord;

Psalmen 33:2

Looft den HEERE met de harp; psalmzingt Hem met de luit, en het tiensnarig instrument.

Psalmen 137:2-4

Wij hebben onze harpen gehangen aan de wilgen, die daarin zijn.

Psalmen 150:3-5

Looft Hem met geklank der bazuin; looft Hem met de luit en met de harp!

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain