Psalmen 41:10

Maar Gij, o HEERE! wees mij genadig, en richt mij op; en ik zal het hun vergelden.

Psalmen 3:3

Doch Gij, HEERE! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft.

Psalmen 18:37-42

Ik vervolgde mijn vijanden, en trof hen aan; en ik keerde niet weder, totdat ik hen verdaan had.

Psalmen 21:8-10

Uw hand zal alle vijanden vinden; uw rechterhand zal uw haters vinden.

Psalmen 57:1

Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth; als hij voor Sauls aangezicht vlood in de spelonk. (1a) Wees mij genadig, o God! Wees mij genadig, want mijn ziel betrouwt op U, en ik neem mijn toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen, totdat de verdervingen zullen voorbij zijn gegaan.

Psalmen 69:22-28

Hun tafel worde voor hun aangezicht tot een strik, en tot volle vergelding tot een valstrik.

Psalmen 109:6-21

Stel een goddeloze over hem, en de satan sta aan zijn rechterhand.

Lukas 19:27

Doch deze mijn vijanden, die niet hebben gewild, dat ik over hen koning zoude zijn, brengt ze hier, en slaat ze hier voor mij dood.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain