Psalmen 53:1
Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op Machalath. (1a) De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God; zij verderven het, en zij bedrijven gruwelijk onrecht; er is niemand, die goed doet.
Psalmen 14:1-7
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met hun werk; er is niemand, die goed doet.
Psalmen 10:4
De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoog steekt, onderzoekt niet; al zijn gedachten zijn, dat er geen God is.
Psalmen 88:1
Een lied, een psalm voor de kinderen van Korach, voor den opperzangmeester, op Machalath Leannoth; een onderwijzing van Heman, den Ezrahiet. (1a) O HEERE, God mijns heils! bij dag, bij nacht roep ik voor U.
Genesis 6:5-6
En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was.
Genesis 6:11-13
Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht; en de aarde was vervuld met wrevel.
Leviticus 18:24-30
Verontreinigt u niet met enige van deze; want de heidenen, die Ik van uw aangezicht uitwerpe, zijn met alle deze verontreinigd;
Deuteronomium 12:31
Gij zult alzo niet doen den HEERE, uw God; want al wat den HEERE een gruwel is, dat Hij haat, hebben zij hun goden gedaan; want zij hebben ook hun zonen en hun dochteren met vuur verbrand voor hun goden.
1 Koningen 12:26
En Jerobeam zeide in zijn hart: Nu zal het koninkrijk weder tot het huis van David keren.
1 Koningen 14:24
Er waren ook schandjongens in het land; zij deden naar al de gruwelen der heidenen, die de HEERE van het aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting verdreven had.
Job 14:4
Wie zal een reine geven uit den onreine? Niet een.
Job 15:16
Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water?
Psalmen 10:6
Hij zegt in zijn hart; Ik zal niet wankelen; want ik zal van geslacht tot geslacht in geen kwaad zijn.
Psalmen 10:11
Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid.
Psalmen 10:13
Waarom lastert de goddeloze God? zegt in zijn hart: Gij zult het niet zoeken?
Psalmen 92:6
Een onvernuftig man weet er niet van, en een dwaas verstaat ditzelve niet;
Ezechiël 16:47
Doch gij hebt in haar wegen niet gewandeld, noch naar haar gruwelen gedaan; het was wat gerings, een verdriet; maar gij hebt het meer verdorven dan zij, in al uw wegen.
Ezechiël 16:51
Samaria ook heeft naar de helft uwer zonden niet gezondigd; en gij hebt uw gruwelen meer dan zij vermenigvuldigd, en hebt uw zusters gerechtvaardigd door al uw gruwelen, die gij gedaan hebt.
Mattheüs 5:22
Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur.
Lukas 12:20
Maar God zeide tot hem: Gij dwaas! in dezen nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn?
Romeinen 1:21
Omdat zij, God kennende, Hem als God niet hebben verheerlijkt of gedankt; maar zijn verijdeld geworden in hun overleggingen en hun onverstandig hart is verduisterd geworden;
Romeinen 1:28
En gelijk het hun niet goed gedacht heeft God in erkentenis te houden, zo heeft God hen overgegeven in een verkeerden zin, om te doen dingen, die niet betamen;
Romeinen 3:10-31
Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet een;
Efeziërs 5:12
Want hetgeen heimelijk van hen geschiedt, is schandelijk ook te zeggen.
1 Petrus 4:3
Want het is ons genoeg, dat wij den voorgaande tijd des levens der heidenen wil volbracht hebben, en gewandeld hebben in ontuchtigheden, begeerlijkheden, wijnzuiperijen, brasserijen, drinkerijen en gruwelijke afgoderijen;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd