Psalmen 78:30
Zij waren nog niet vervreemd van hun lust; hun spijs was nog in hun mond,
Numberi 11:33-34
Dat vlees was nog tussen hun tanden, eer het gekauwd was, zo ontstak de toorn des HEEREN tegen het volk, en de HEERE sloeg het volk met een zeer grote plaag.
Numberi 22:20-22
God nu kwam tot Bileam des nachts, en zeide tot hem: Dewijl die mannen gekomen zijn, om u te roepen, sta op, ga met hen; en nochtans zult gij dat doen, hetwelk Ik tot u spreken zal.
Spreuken 1:32
Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven.
Lukas 16:19-23
En er was een zeker rijk mens, en was gekleed met purper en zeer fijn lijnwaad, levende allen dag vrolijk en prachtig.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd