Psalmen 81:9

Er zal onder u geen uitlands god wezen, en gij zult u voor geen vreemden god nederbuigen.

Deuteronomium 32:12

Zo leidde hem de HEERE alleen, en er was geen vreemd god met hem.

Jesaja 43:12

Ik heb verkondigd, en Ik heb verlost, en Ik heb het doen horen, en geen vreemd god was onder ulieden; en gij zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, dat Ik God ben.

Exodus 20:3-5

Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.

Deuteronomium 6:14

Gij zult andere goden niet navolgen, van de goden der volken, die rondom u zijn.

Psalmen 44:20

Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid.

Maleachi 2:11

Juda handelt trouwelooslijk, en er wordt een gruwel gedaan in Israel, en in Jeruzalem; want Juda ontheiligt de heiligheid des HEEREN, welke Hij liefheeft; want hij heeft de dochters eens vreemden gods getrouwd.

1 Corinthiërs 8:5-6

Want hoewel er ook zijn, die goden genaamd worden, hetzij in den hemel, hetzij op de aarde (gelijk er vele goden en vele heren zijn),

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd