Psalmen 94:8

Aanmerkt, gij onvernuftigen onder het volk! en gij dwazen! wanneer zult gij verstandig worden?

Psalmen 92:6

Een onvernuftig man weet er niet van, en een dwaas verstaat ditzelve niet;

Psalmen 49:10

Want hij ziet, dat de wijzen sterven, dat te zamen een dwaas en een onvernuftige omkomen, en hun goed anderen nalaten.

Deuteronomium 32:29

O, dat zij wijs waren; zij zouden dit vernemen, zij zouden op hun einde merken.

Psalmen 73:22

Toen was ik onvernuftig, en wist niets; ik was een groot beest bij U.

Spreuken 1:22

Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten?

Spreuken 8:5

Gij slechten! verstaat kloekzinnigheid, en gij zotten! verstaat met het hart.

Spreuken 12:1

Wie de tucht liefheeft, die heeft de wetenschap lief; maar wie de bestraffing haat, is onvernuftig.

Jesaja 27:11

Als haar takken verdord zullen zijn, zullen zij afgebroken worden, en de vrouwen, komende, zullen ze aansteken; want het is geen volk van enig verstand; daarom zal Hij, Die het gemaakt heeft, Zich deszelven niet ontfermen, en Die het geformeerd heeft, zal aan hetzelve geen genade bewijzen.

Jeremia 8:6-8

Ik heb geluisterd en toegehoord, zij spreken dat niet recht is, er is niemand, die berouw heeft over zijn boosheid, zeggende: Wat heb ik gedaan? Een ieder keert zich om in zijn loop, gelijk een onbesuisd paard in den strijd.

Jeremia 10:8

In een ding zijn zij toch onvernuftig en zot: een hout is een onderwijs der ijdelheden.

Romeinen 3:11

Er is niemand, die verstandig is, er is niemand, die God zoekt.

Titus 3:3

Want ook wij waren eertijds onwijs, ongehoorzaam, dwalende, menigerlei begeerlijkheden en wellusten dienende, in boosheid en nijdigheid levende, hatelijk zijnde, en elkander hatende.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain