Psalmen 73:22

Toen was ik onvernuftig, en wist niets; ik was een groot beest bij U.

Psalmen 92:6

Een onvernuftig man weet er niet van, en een dwaas verstaat ditzelve niet;

Prediker 3:18

Ik zeide in mijn hart van de positie der mensenkinderen, dat God hen zal verklaren, en dat zij zullen zien, dat zij als de beesten zijn aan zichzelven.

Psalmen 49:10

Want hij ziet, dat de wijzen sterven, dat te zamen een dwaas en een onvernuftige omkomen, en hun goed anderen nalaten.

Job 18:3

Waarom worden wij geacht als beesten, en zijn onrein in ulieder ogen?

Psalmen 32:9

Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, welks muil men breidelt met toom en gebit, opdat het tot u niet genake.

Psalmen 69:5

O God! Gij weet van mijn dwaasheid, en mijn schulden zijn voor U niet verborgen.

Spreuken 30:2

Voorwaar, ik ben onvernuftiger dan iemand; en ik heb geen mensenverstand;

Jesaja 1:3

Een os kent zijn bezitter, en een ezel de krib zijns heren; maar Israel heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet.

Treasury of Scripture Knowledge did not add

Public domain