Romeinen 7:22

Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendigen mens;

Psalmen 1:2

Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.

Psalmen 119:35

Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.

Efeziërs 3:16

Opdat Hij u geve, naar den rijkdom Zijner heerlijkheid, met kracht versterkt te worden door Zijn Geest in den inwendigen mens;

Job 23:12

Het gebod Zijner lippen heb ik ook niet weggedaan; de redenen Zijns monds heb ik meer dan mijn bescheiden deel weggelegd.

Psalmen 19:8-10

De bevelen des HEEREN zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de ogen.

Psalmen 40:8

Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden mijns ingewands.

2 Corinthiër 4:16

Daarom vertragen wij niet; maar hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag.

1 Petrus 3:4

Maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedigen en stillen geest, die kostelijk is voor God.

Psalmen 119:16

Ik zal mijzelven vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten.

Psalmen 119:24

Ook zijn Uw getuigenissen mijn vermakingen, en mijn raadslieden.

Psalmen 119:47-48

En ik zal mij vermaken in Uw geboden, die ik liefheb.

Psalmen 119:72

De wet Uws monds is mij beter, dan duizenden van goud of zilver.

Psalmen 119:92

Indien Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan.

Psalmen 119:97-104

Mem. Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag.

Psalmen 119:111

Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid.

Psalmen 119:113

Samech. Ik haat de kwade ranken, maar heb Uw wet lief.

Psalmen 119:127

Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud.

Psalmen 119:167

Mijn ziel onderhoudt Uw getuigenissen, en ik heb ze zeer lief.

Psalmen 119:174

O HEERE! ik verlang naar Uw heil, en Uw wet is al mijn vermaking.

Jesaja 51:7

Hoort naar Mij, gijlieden, die de gerechtigheid kent, gij volk, in welks hart Mijn wet is! vreest niet de smaadheid van den mens, en voor hun smaadredenen ontzet u niet.

Johannes 4:34

Jezus zeide tot hen: Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge.

Romeinen 2:29

Maar die is een Jood, die het in het verborgen is, en de besnijdenis des harten, in den geest, niet in de letter, is de besnijdenis; wiens lof niet is uit de mensen, maar uit God.

Romeinen 8:7

Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet.

Colossenzen 3:9

Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan hebt den ouden mens met zijn werken,

Hebreeën 8:10

Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israels maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain