Spreuken 11:5

De gerechtigheid des oprechten maakt zijn weg recht; maar de goddeloze valt door zijn goddeloosheid.

Spreuken 5:22

Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden.

2 Samuël 17:23

Als nu Achitofel zag, dat zijn raad niet gedaan was, zadelde hij den ezel, en maakte zich op, en toog naar zijn huis in zijn stad, en gaf bevel aan zijn huis, en verhing zich. Alzo stierf hij, en werd begraven in zijns vaders graf.

Esther 7:3-10

Toen antwoordde de koningin Esther, en zeide: Indien ik, o koning, genade in uw ogen gevonden heb, en indien het den koning goeddunkt, men geve mij mijn leven, om mijner bede wil, en mijn volk, om mijns verzoeks wil.

Psalmen 9:15-16

De heidenen zijn gezonken in de groeve, die zij gemaakt hadden; hunlieder voet is gevangen in het net, dat zij verborgen hadden.

Spreuken 1:31-32

Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen.

Spreuken 3:6

Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken.

Spreuken 11:3

De oprechtheid der oprechten leidt hen; maar de verkeerdheid der trouwelozen verstoort hen.

Mattheüs 27:4-5

Zeggende: Ik heb gezondigd, verradende het onschuldig bloed! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dat aan? Gij moogt toezien.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd