Spreuken 12:25
Bekommernis in het hart des mensen buigt het neder; maar een goed woord verblijdt het.
Spreuken 15:13
Een vrolijk hart zal het aangezicht blijde maken; maar door de smart des harten wordt de geest verslagen.
Spreuken 15:23
Een man heeft blijdschap in het antwoord zijns monds; en hoe goed is een woord op zijn tijd!
Jesaja 50:4
De Heere HEERE heeft Mij een tong der geleerden gegeven, opdat Ik wete met den moede een woord ter rechter tijd te spreken; Hij wekt allen morgen, Hij wekt Mij het oor, dat Ik hore, gelijk die geleerd worden.
Spreuken 16:24
Liefelijke redenen zijn een honigraat, zoet voor de ziel, en medicijn voor het gebeente.
Spreuken 17:22
Een blij hart zal een medicijn goed maken; maar een verslagen geest zal het gebeente verdrogen.
Nehemia 2:1-2
Toen geschiedde het in de maand Nisan, in het twintigste jaar van den koning Arthahsasta, als er wijn voor zijn aangezicht was, dat ik den wijn opnam, en gaf hem den koning; nu was ik nooit treurig geweest voor zijn aangezicht.
Psalmen 38:6
Ik ben krom geworden, ik ben uitermate zeer nedergebogen; ik ga den gansen dag in het zwart.
Psalmen 42:11
[ (Psalms 42:12) Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God. ]
Spreuken 12:18
Daar is een, die woorden als steken van een zwaard onbedachtelijk uitspreekt; maar de tong der wijzen is medicijn.
Spreuken 14:10
Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen.
Spreuken 15:15
Al de dagen des bedrukten zijn kwaad; maar een vrolijk hart is een gedurige maaltijd.
Spreuken 18:14
De geest eens mans zal zijn krankheid ondersteunen; maar een verslagen geest, wie zal dien opheffen?
Spreuken 25:11
Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen.
Spreuken 27:9
Olie en reukwerk verblijdt het hart; alzo is de zoetigheid van iemands vriend, vanwege den raad der ziel.
Zacharia 1:13
En de HEERE antwoordde den Engel, Die met mij sprak, goede woorden, troostelijke woorden.
Markus 14:33-34
En Hij nam met Zich Petrus, en Jakobus, en Johannes, en begon verbaasd en zeer beangst te worden;
2 Corinthiër 2:4-7
Want ik heb ulieden uit vele verdrukking en benauwdheid des harten, met vele tranen geschreven, niet opdat gij zoudt bedroefd worden, maar opdat gij de liefde zoudt verstaan, die ik overvloediglijk tot u heb.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd