Spreuken 13:6

De gerechtigheid bewaart den oprechte van weg; maar de goddeloosheid zal den zondaar omkeren.

Spreuken 11:3

De oprechtheid der oprechten leidt hen; maar de verkeerdheid der trouwelozen verstoort hen.

Spreuken 11:5-6

De gerechtigheid des oprechten maakt zijn weg recht; maar de goddeloze valt door zijn goddeloosheid.

2 Kronieken 28:23

Want hij offerde den goden van Damaskus, die hem geslagen hadden, en zeide: Omdat de goden der koningen van Syrie hen helpen, zal ik hun offeren, opdat zij mij ook helpen; maar zij waren hem tot zijn val, mitsgaders aan gans Israel.

Psalmen 15:2

Die oprecht wandelt, en gerechtigheid werkt, en die met zijn hart de waarheid spreekt;

Psalmen 25:21

Thau. Laat oprechtigheid en vroomheid mij behoeden, want ik verwacht U.

Psalmen 26:1

Een psalm van David! Doe mij recht, HEERE! want ik wandel in mijn oprechtigheid; en ik vertrouw op den HEERE, ik zal niet wankelen.

Psalmen 140:11

Een man van kwade tong zal op de aarde niet bevestigd worden; een boos man des gewelds, dien zal men jagen, totdat hij geheel verdreven is.

Spreuken 5:22

Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden.

Spreuken 21:12

De rechtvaardige let verstandelijk op des goddelozen huis, als God de goddelozen in het kwaad stort.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain