Spreuken 14:13
Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid.
Prediker 2:2
Tot het lachen zeide ik: Gij zijt onzinnig, en tot de vreugde: Wat maakt deze?
Spreuken 5:4
Maar het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard.
Prediker 2:10-11
En al wat mijn ogen begeerden, dat onttrok ik hun niet; ik wederhield mijn hart niet van enige blijdschap, maar mijn hart was verblijd vanwege al mijn arbeid; en dit was mijn deel van al mijn arbeid.
Prediker 7:5-6
Het is beter te horen het bestraffen des wijzen, dan dat iemand hore het gezang der dwazen.
Prediker 11:9
Verblijd u, o jongeling! in uw jeugd, en laat uw hart zich vermaken in de dagen uwer jongelingschap, en wandel in de wegen uws harten, en in de aanschouwingen uwer ogen; maar weet, dat God, om al deze dingen, u zal doen komen voor het gericht.
Lukas 16:25
Maar Abraham zeide: Kind, gedenk, dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lazarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt smarten.
Jakobus 4:9
Gedraagt u als ellendigen, en treurt en weent; uw lachen worde veranderd in treuren, en uw blijdschap in bedroefdheid.
Openbaring 18:7-8
Zoveel als zij zichzelve verheerlijkt heeft, en weelde gehad heeft, zo grote pijniging en rouw doet haar aan; want zij zegt in haar hart: Ik zit als een koningin, en ben geen weduwe, en zal geen rouw zien.
Treasury of Scripture Knowledge did not add