Spreuken 17:2

Een verstandig knecht zal heersen over een zoon, die beschaamd maakt, en in het midden der broederen zal hij erfenis delen.

Spreuken 10:5

Die in den zomer vergadert, is een verstandig zoon; maar die in den oogst vast slaapt, is een zoon die beschaamd maakt.

Spreuken 19:26

Wie de vader verwoest, of de moeder verjaagt, is een zoon, die beschaamd maakt, en schande aandoet.

Prediker 4:13

Beter is een arm en wijs jongeling, dan een oud en zot koning, die niet weet van meer vermaand te worden.

Genesis 24:4-67

Maar dat gij naar mijn land, en naar mijn maagschap trekken, en voor mijn zoon Izak een vrouw nemen zult.

Spreuken 11:29

Wie zijn huis beroert, zal wind erven; en de dwaas zal een knecht zijn desgenen, die wijs van hart is.

Spreuken 14:35

Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.

Spreuken 29:15

De roede, en de bestraffing geeft wijsheid; maar een kind, dat aan zichzelf gelaten is, beschaamt zijn moeder.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain