Spreuken 17:7

Een voortreffelijke lip past een dwaze niet, veelmin een prins een leugenachtige lip.

2 Samuël 23:3

De God Israels heeft gezegd, de Rotssteen Israels heeft tot mij gesproken: Er zal zijn een Heerser over de mensen, een Rechtvaardige, een Heerser in de vreze Gods.

Job 34:12

Ook waarlijk, God handelt niet goddelooslijk, en de Almachtige verkeert het recht niet.

Psalmen 50:16-17

Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond?

Psalmen 101:3-5

Ik zal geen Belials-stuk voor mijn ogen stellen; ik haat het doen der afvalligen, het zal mij niet aankleven.

Spreuken 12:19

Een waarachtige lip zal bevestigd worden in eeuwigheid; maar een valse tong is maar voor een ogenblik.

Spreuken 16:10-13

Waarzegging is op de lippen des konings; zijn mond zal niet overtreden in het gericht.

Spreuken 26:7

Hef de benen van den kreupele op; alzo is een spreuk in den mond der zotten.

Spreuken 29:12

Een heerser, die op leugentaal acht geeft, al zijn dienaars zijn goddeloos.

Mattheüs 7:5

Gij geveinsde! werp eerst den balk uit uw oog, en dan zult gij bezien, om den splinter uit uws broeders oog uit te doen.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain