Spreuken 18:9
Ook die zich slap aanstelt in zijn werk, die is een broeder van een doorbrenger.
Spreuken 28:24
Wie zijn vader of zijn moeder berooft, en zegt: Het is geen overtreding; die is des verdervenden mans gezel.
Spreuken 10:4
Die met een bedriegelijke hand werkt, wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk.
Spreuken 23:20-21
Zijt niet onder de wijnzuipers, noch onder de vleesvreters;
Spreuken 24:30-34
Ik ging voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens;
Mattheüs 25:26
Maar zijn heer, antwoordende, zeide tot hem: Gij boze en luie dienstknecht! gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb, en van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb.
Hebreeën 6:12
Opdat gij niet traag wordt, maar navolgers zijt dergenen, die door geloof en lankmoedigheid de beloftenissen beerven.
Job 30:29
Ik ben den draken een broeder geworden, en een metgezel der jonge struisen.
Lukas 15:13-14
En niet vele dagen daarna, de jongste zoon, alles bijeenvergaderd hebbende, is weggereisd in een ver gelegen land, en heeft aldaar zijn goed doorgebracht, levende overdadiglijk.
Lukas 16:1-2
En Hij zeide ook tot Zijn discipelen: Er was een zeker rijk mens, welke een rentmeester had; en deze werd bij hem verklaagd, als die zijn goederen doorbracht.
Romeinen 12:11
Zijt niet traag in het benaarstigen. Zijt vurig van geest. Dient den Heere.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd