Spreuken 19:18

Tuchtig uw zoon, als er nog hoop is; maar verhef uw ziel niet, om hem te doden.

Spreuken 13:24

Die zijn roede inhoudt, haat zijn zoon; maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg met tuchtiging.

Spreuken 29:15

De roede, en de bestraffing geeft wijsheid; maar een kind, dat aan zichzelf gelaten is, beschaamt zijn moeder.

Spreuken 22:15

De dwaasheid is in het hart des jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre van hem wegdoen.

Spreuken 23:13-14

Weer de tucht van den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij niet sterven.

Spreuken 29:17

Tuchtig uw zoon, en hij zal u gerustheid aandoen, en hij zal uw ziel vermakelijkheden geven.

Hebreeën 12:7-10

Indien gij de kastijding verdraagt, zo gedraagt Zich God jegens u als zonen; (want wat zoon is er, dien de vader niet kastijdt?)

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain