Spreuken 21:14

Een gift in het verborgene houdt den toorn onder, en een geschenk in den schoot de sterke grimmigheid.

Spreuken 18:16

De gift des mensen maakt hem ruimte, en zij geleidt hem voor het aangezicht der groten.

Spreuken 19:6

Velen smeken het aangezicht des prinsen; en een ieder is een vriend desgenen, die giften geeft.

Spreuken 17:8

Het geschenk is in de ogen zijner heren een aangenaam gesteente; waarhenen het zich zal wenden, zal het wel gedijen.

Genesis 32:20

En gij zult ook zeggen: Zie, uw knecht Jakob is achter ons! Want hij zeide: Ik zal zijn aangezicht verzoenen met dit geschenk, dat voor mijn aangezicht gaat, en daarna zal ik zijn aangezicht zien; misschien zal hij mijn aangezicht aannemen.

Genesis 43:11

Toen zeide Israel, hun vader, tot hen: Is het nu alzo, zo doet dit; neemt van het loffelijkste dezes lands in uwe vaten, en brengt dien man een geschenk henen af: een weinig balsem, en een weinig honig, specerijen en mirre, terpentijnnoten en amandelen.

1 Samuël 25:35

Toen nam David uit haar hand, wat zij hem gebracht had; en hij zeide tot haar: Trek met vrede op naar uw huis; zie, ik heb naar uw stem gehoord, en heb uw aangezicht aangenomen.

Spreuken 17:23

De goddeloze zal het geschenk uit den schoot nemen, om de paden des rechts te buigen.

Mattheüs 6:3-4

Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linker hand niet weten, wat uw rechter doet;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain